Een job zou een garantie tegen armoede moeten zijn

De kerstvakantie is voorbij. Het was de ideale periode om wat goede vrienden te zien. Een ideale periode om ook wat cadeaus te kopen. Maar niet iedereen van hen heeft daar de financiële ruimte voor. Een job is nochtans dé garantie tegen armoede' hoor ik vaak. Dat dacht ik ook. Dat is maar logisch. Wie werkt - en dus bijdraagt aan het systeem - moet kunnen leven. Meer zelfs, moet goed kunnen leven. Tot ik hoorde dat een van mijn beste vriendinnen amper rondkomt, terwijl ze wel een job heeft. Tot ik las dat ze niet alleen is: zo'n 230.000 werkende mensen blijken in armoede te leven. Het systeem waar ze aan bijdragen laat hen dus faliekant in de steek. Het systeem moet anders en beter.

Nu ik kandidaat ben voor het parlement spreken vele vrienden, kennissen en onbekenden me aan, geven ze me opmerkingen, suggesties en vragen ze om op een andere manier aan politiek te doen. Maar één opmerking bleef me het meeste bij: "Conner, kun je er niet voor zorgen dat een gewone werkmens weer rondkomt? We verdienen niet allemaal zoveel als jij binnenkort."

Op zich geen unieke uitspraak. Maar het verhaal erachter interesseerde me. Ik vroeg door. De vriendin in kwestie verdient 1.260 euro netto per maand - fulltime werken in een supermarkt. Schandalig weinig is dat. Natuurlijk wist ik wel dat een heleboel mensen voltijds werken voor een laag loon. Maar wanneer het iemand uit jouw omgeving betreft wordt het pas echt tastbaar. Het systeem faalt. Het systeem laat haar in de steek. Hoewel zij bijdraagt aan het solidaire systeem, voelt ze maar zeer weinig solidariteit terug.

Als kersverse moeder betaalt ze heel wat aan kinderopvang, betaalt ze een huis af en een auto, die ze nodig heeft om op haar werk te geraken. Eenmaal al die rekeningen betaald zijn, blijft er nauwelijks iets over om van te leven. Laat staan om een cadeau te kopen. Ze heeft een diploma hoger onderwijs, maar omdat ze niet meteen de job van haar dromen vond en er brood op de plank moest komen, ging ze aan de slag in een supermarkt. Op veel financiële steun van thuis hoeft ze niet te rekenen. Met haar hongerloon houdt ze het hoofd amper boven water.

Welvaart beter verdelen

Mensen die werken moeten niet kunnen overleven, ze moeten goed kunnen leven. Daarom moet werken meer lonen. Veel meer. De lasten op arbeid moeten omlaag, voor iedereen. Maar ook het brutominimumloon moet omhoog. Naar 14 euro per uur of 2.300 euro bruto per maand. De echte test voor welvaart en vooruitgang is niet hoe we aandeelhouders sterker maken, maar in de eerste plaats hoe we werkende gezinnen sterker maken. Hoe we die stijgende welvaart beter verdelen. Want wanneer werknemers sterker zijn, zal de economie sterker zijn. Daar ben ik van overtuigd.

Een betaalbaar leven beperkt zich niet enkel tot lonen, maar gaat ook over de prijs van onder andere kinderopvang en gezondheidszorg. Maar een economie die erop vooruitgaat zou nooit mogen leiden tot een toename van het aantal werkende armen. Zestien procent meer mensen die werken, leven onder de armoedegrens: dat is ronduit schrijnend.

Lonen worden door sommigen beschouwd als kosten. Maar meer dan kosten zijn ze een investering. Mag ik vragen om aandacht te geven aan de hogere koopkracht en een betere levenskwaliteit voor de mensen. Aan de verwachte toename van investeringen en commerce, met als gevolg ook meer zuurstof voor de economie. Hogere minimumlonen zijn goed voor de werknemers en hun gezinnen, ze zijn goed voor een land en zijn economie. Het geeft mensen opnieuw zekerheid om rond te komen. Sterker nog, het moet mensen zekerheid bieden op een goed leven.

De welvaart neemt toe, maar het deel dat gaat naar lonen neemt af. Die welvaart gaat niet naar werknemers, maar naar een select clubje aandeelhouders. Hoe leg ik dat uit aan mijn vriendin? Ik wil aan politiek doen om het systeem te veranderen. Zodat het meer loont om te werken. Zodat toenemende welvaart weer loont, voor iedereen.

(bron: sp.a)