Land- en tuinbouw sectorakkoord 2019-2020

Protocolakkoord  voor de sectoren landbouw , tuinbouw, tuinaanleg voor de periode 2019- 2020

dd. 30 juni 2019 – 10:00

 

Op 4 juli 2019 zijn de sociale partners van de Paritaire Comités voor de Landbouw en voor het Tuinbouwbedrijf tot een akkoord gekomen aangaande de volgende afspraken in het kader van de sectorale onderhandelingen voor de periode 2019 - 2020.

De hieronder vermelde afspraken gelden voor alle deelsectoren die tot de P.C.’s 144 en 145 behoren , inclusief de tuinaanleg. Wat de vlassector betreft, die vanaf 1 juli 2019  ook tot het Paritair Comité voor de Landbouw  behoort, wordt in een afzonderlijk hoofdstuk vermeld wat de precieze afspraken zijn.

Alle punten die in dit Protocol-akkoord zijn opgenomen, zullen in de komende periode verder worden uitgevoerd via collectieve arbeidsovereenkomsten of op een andere manier.

 

Koopkracht  

Met ingang  van 1 juli 2019 worden de gepubliceerde minimumlonen en alle effectief toegepaste lonen verhoogd met 1,1%. Deze verhoging geldt zowel voor de vaste werknemers als voor het seizoen - en gelegenheidspersoneel.

Op de gepubliceerde minimumbarema’s  geldt er voor de landbouw en de tuinbouw een anciënniteitstoeslag  van 0,5% per schijf van vijf jaar. Op vandaag geldt deze anciënniteitsverhoging tot en met een anciënniteit van  30 jaar. Er wordt afgesproken om een bijkomende schijf van 35 jaar en 40 jaar toe te voegen. In de landbouw en in de  tuinaanleg geldt op vandaag een anciënniteitstoeslag van 0,5% per schijf van 5 jaar anciënniteit en dit tot en met 20 jaar. Er wordt afgesproken om ook voor de landbouw en de tuinaanleg met ingang van 1 juli 2019 bijkomende schijven van anciënniteit te voorzien van 25, 30, 35 en 40 jaar. Deze toeslag van 0,5%  per schijf van 5 jaar anciënniteit geldt voor alle duidelijkheid alleen op de gepubliceerde minimumlonen.

 Tweede pensioenpijler

Wat de tweede pensioenpijler betreft, wordt er afgesproken om de thans  bestaande werkgeversbijdrage van 1,87% ( inclusief de 0,05% voor de solidariteit ) te verhogen met 0,13%  en dit met ingang van het eerste kwartaal van 2020. Deze bijdrageverhoging  tot 2 % geldt voor een onbepaalde duur.

Woon werkverkeer

Wat de tussenkomst van de werkgever in de kosten van het woon - werkverkeer betreft, wordt afgesproken om met ingang van 1/12/2020 uitvoering te geven aan de afspraak die gemaakt was in het protocol - akkoord van 2011- 2012: de tussenkomst van de werkgever in het  woon – werkverkeer dat gebeurt met private vervoermiddelen andere dan de fiets ,wordt verhoogd van 65% naar 70% .

Er wordt afgesproken om de fietsvergoeding te brengen op 0,24 euro/km en dit met ingang van 1 december 2020. Er  wordt een werkgroep opgericht die de veiligheidsrisico’s die verbonden zijn aan het gebruik van elektrische fietsen en e-bikes in kaart zal brengen. Aan de hand van praktijkvoorbeelden, zal nagedacht worden welke aangepaste voorstellen er voor de toekomst kunnen worden uitgewerkt.

 

Tussenkomst van werkgever in het onderhoud van werkkledij

In de land- en tuinbouw ( inclusief tuinaanleg) is er een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten die bepaalt onder welke voorwaarden er op ondernemingsvlak kan worden afgesproken dat de werknemers zelf instaan voor het onderhoud van hun werkkledij. Wanneer er in dit verband afspraken gemaakt worden tussen de werkgever en de werknemers, betaalt de werkgever een vergoeding als compensatie voor de kosten die de werknemer in dit verband maakt . Op vandaag bedraagt die tussenkomst in de bloemisterij, de groenteteelt en de tuinaanleg : 3,05 euro per week. In de fruitteelt bedraagt de tussenkomst 3,67euro /week . in de boomkwekerij is de vergoeding 3,91 euro/week. Er wordt afgesproken om met ingang van 1/2/2020 de bedragen van 3,05 euro te verhogen naar 3,67 euro/week. Met ingang van 1/12/2020 wordt de tussenkomst van 3,67 euro/week gebracht op 3,91 euro/week .

 

Aanvullingen bij sociale zekerheidsuitkeringen /sociale fondsen

In de sectoren  landbouw, tuinbouw en tuinaanleg  bestaan er  verschillende  regelingen waarbij de werkgever bij tijdelijke werkloosheid ( omwille van economische  redenen, slecht weer, technische stoornis of overmacht ) of bij arbeidsongeschiktheid een aanvullende uitkering toekent. De bedragen van deze aanvullende uitkeringen en ook de voorwaarden waaronder die betaald worden zijn niet uniform. In een aantal gevallen betaalt de werkgever eerst en kan er nadien een terugbetaling  bekomen worden via het bevoegde sociaal fonds. Er zal in een werkgroep onderzocht worden of de voorwaarden van deze verschillende  regelingen meer uniform kunnen gemaakt worden. Er zal eveneens nagegaan worden of een grotere automatisering via de sociale fondsen mogelijk is en of de  werkgever al dan niet eerst zelf de betaling moet doen dan wel of het bevoegde sociaal fonds onmiddellijk kan optreden. Er dient over gewaakt te worden dat mogelijke aanpassingen in de toekomst niet leiden tot een meerkost voor de werkgevers. Tenslotte, is het ook belangrijk een goede authentieke bron te kunnen hanteren met name de Dmfa - gegevens of de ASR-stromen.

 

Plan oudere werknemers

De in de verschillende sectoren bestaande regeling ,waarbij aan oudere werknemers vanaf 45 jaar of ouder onder bepaalde voorwaarden één tot meerdere dagen wordt toegekend om een specifieke vormingen gericht op oudere werknemers te volgen dan wel een  of meerdere dagen vrij te nemen, is afgelopen  op 31  december 2018. Er wordt afgesproken om deze regeling te verlengen met ingang van 1 juli 2019 en tot en met 31 december 2021. De voorwaarden van deze regeling en ook de bepaling het aantal dagen per werknemer blijven identiek  zoals in het akkoord 2017 - 2018. Er wordt afgesproken dat het gaat over een regeling van een bepaalde duur. Dit wordt een nieuwe cao verankerd.  De betaling van deze dagen gebeurt via de reserves van de post “einde loopbaan”  in de verschillende sociale fondsen. Wanneer deze reserve ooit  zou uitgeput zijn, zal er geen werkgeversbijdrage voorzien worden om deze regeling te verlengen. In voorkomend geval zal een deel van de loonmarge vrij gemaakt worden om deze regeling voor oudere werknemers  te continueren.

Bedrag van de syndicale premie

Er wordt afgesproken dat, wanneer het  maximaal bedrag dat als syndicale premie kan worden toegekend worden verhoogd wordt bij K.B., dit zal geagendeerd worden op de bevoegde Paritaire Comités 144 en 145 en dat alsdan een afspraak zal gemaakt worden in verband met de aanpassing van geldende cao’s .

 

Syndicale vorming

Er wordt afgesproken dat, in de ondernemingen waar een syndicale afvaardiging bestaat, de regeling inzake syndicale vorming  als volgt wordt aangepast: het aantal dagen syndicale vorming blijft behouden op het thans bestaande niveau maar dit aantal dagen wordt in de toekomst gekoppeld aan het aantal mandaten dat elke syndicale organisatie heeft en wordt niet meer toegewezen aan een bepaald individu. Er gebeurt dus een globalisering. Bovendien wordt bepaald dat deeltijdse werknemers die een cursus syndicale vorming volgen buiten hun uurrooster nadien ook voor die uren betaalde inhaalrust kunnen bekomen.

 

Outplacement

Inzake outplacement wordt afgesproken dat de bestaande regeling inzake outplacement voor de +45 jarigen behouden blijft onder de thans bestaande voorwaarden : er is een solidarisering via de bestaande sociale fondsen a rato van 80% in de landbouw en de tuinaanleg en a rato van 60% in de tuinbouw. Er wordt benadrukt dat het aanbod van outplacement dat verloopt via EDU+ en via Mission Wallonne kwalitatief hoogstaand is en zowel in het belang is van de werknemers als van de werkgever.

Wat  de nieuwe regeling inzake outplacement betreft voor de -45 jarigen die in aanmerking komen voor een opzeggingstermijn van 30 weken of meer, wordt er afgesproken dat er zal nagegaan worden of het mogelijk is in het Paritair Comité afspraken te maken zodat er geen vier weken op de verbrekingsvergoeding door de werkgever kunnen worden ingehouden om  aan het outplacement te besteden. Wanneer in de toekomst de werkgever deze aftrek zou nog zou kunnen doen, kan hij geen beroep doen op de solidariteitsregeling zoals die geldt bij het outplacement voor de +45 jarigen. Via EDU+ en Mission Wallonne gebeurt er een opvolging en een monitoring van het aantal dossiers van outplacement voor - 45 jarigen .

 

Vorming en opleiding

Er wordt benadrukt dat vorming en opleiding zeer belangrijk zijn. Er zal in de komende periode nagedacht worden om, in elk geval in de landbouw en de tuinbouw, te komen tot méér vorming en opleiding. Er zal nagegaan worden hoe vorming dichter bij de ondernemingen kan worden gebracht en hoe er meer praktijkgerichte opleidingen kunnen voorzien worden. In het algemeen moet worden onderzocht  of  het vormingsaanbod kan worden verruimd worden, of vormingen gemakkelijker op andere data kunnen ingericht worden en of vormingen in de onderneming zelf kunnen worden georganiseerd. Er zal tevens worden onderzocht of het opportuun kan zijn aan de ondernemingen, die nog nooit aan vorming hebben deel genomen, een brief te richten met de bedoeling het vormingsaanbod beter bekend te maken en een aantal gerichte vragen te stellen. In dit verband zal een gesprek worden ingepland met EDU+ en Mission Wallonne.        

Cash betaling

Wat de mogelijkheid betreft om  voor seizoenpersoneel het voorschot én het loon bij de maandelijkse loonafrekening in cash uit te betalen, wordt afgesproken om deze afspraak te verlengen tot en met 31 december 2021. Dit houdt in dat er vanaf 1 januari 2022 geen mogelijkheid meer bestaat om nog in cash een uitbetaling van loon te doen.

In de komende periode zal er een concrete opvolging gebeuren van de mogelijke problemen op het terrein in verband met de overstap naar een girale betaling. Het gaat hier over de problematiek om  een groot aantal  bankrekeningen te openen voor werknemers die alleen voor een korte periode naar België komen, moeilijkheden in verband met de kosten verbonden aan slapende rekeningen gedurende een grote periode van  het jaar,  negatieve wisselkoersimpact bij overschrijvingen van euro naar een lokale munt in een ander EU-land , het niet voorhanden zijn van bankkantoren of betaalautomaten in de lokale gemeente, enz. Tegelijk zal er een sensibilisering opgestart worden om de girale betalingen in de toekomst te promoten bij zowel de werkgevers als de seizoenwerknemers. In het voorjaar van 2020 ( april –mei ) én in het voorjaar van 2021 ( april - mei ) zal er een monitoring gebeuren in  het Paritair Comité van de vastgestelde evolutie op het terrein.  

 

180 dagen regel

Er wordt afgesproken om aan de overheid voor te stellen een aanpassing te voorzien voor de 180 dagenregeling. Dit voorstel is ingegeven door de rechtsonzekerheid die op vandaag  bestaat voor individuele werkgevers die een seizoenwerknemer in dienst nemen. Er bestaat sinds enige tijd een teller in dimona maar de betrokken bedrijven hebben geen enkele mogelijkheid om na te gaan of de betrokken seizoenwerknemer al dan niet reeds gewerkt heeft als vaste werknemer in de 180 dagen die voorafgaan aan de aanwerving als seizoenwerknemer.

Er wordt daarom afgesproken om te toepassing van de 180 dagen regel te beperken tot de eigen onderneming in de socio - economische betekenis van het woord. Wanneer een bedrijf bestaat uit meerder juridische entiteiten maar die in de praktijk als één onderneming gerund worden, wordt dit geheel van afzonderlijke vennootschappen toch  als  één enkele onderneming beschouwd. Wanneer meerdere ondernemingen worden uitgebaat door bloed -  en /of aanverwanten, geldt een vermoeden dat het om één enkele onderneming gaat waarop de 180 dagen – regel van toepassing is .

Er wordt  eveneens afgesproken dat wanneer aan een seizoenwerknemer, na afloop van zijn of haar tewerkstelling als seizoenwerknemer, een contract van een bepaalde duur of een bepaald werk wordt aangeboden van maximum 6 weken, deze tijdelijke reguliere tewerkstelling buiten beschouwing wordt gelaten bij de toepassing van de 180 dagen regeling. Hierdoor kan de betrokken seizoenwerknemer in het  daaropvolgend voorjaar, en zelfs binnen de 180 dagen nà afloop van het contract van bepaalde duur of een bepaald werk, naar  dezelfde onderneming terugkeren als seizoenwerknemer .

Er wordt tenslotte afgesproken dat de 180 dagen - regel niet geldt wanneer een vaste werknemer met wettelijk pensioen gaat en nadien in dezelfde  onderneming zou willen werken als seizoenwerknemer.

Deze regeling wordt tussen partijen afgesproken voor  een periode van twee jaar en zal na afloop geëvalueerd worden aan de hand  van gegevens van de R.S.Z. . Deze periode van twee jaar gaat in vanaf het ogenblik dat de aanpassing aan de 180dagen regel in de regelgeving wordt doorgevoerd.

 

 

Verruiming Paritair Comité tot bedienden

Er zullen in de komende periode contacten worden gelegd met de Fod Waso, de  bevoegde politieke overheden, de betrokken sociale partners van de bediendensectoren  om in de komende periode te komen tot een Paritair comité voor de Landbouw en voor het Tuinbouwbedrijf dat bevoegd is zowel voor arbeiders  als bedienden .

 

Prevent Agri

Er wordt afgesproken om aan het federaal kabinet Werk, de Fod Waso, de inspectie Welzijn op de werk, de externe diensten voor preventie en bescherming en aan de verzekeraars arbeidsongevallen voor te stellen om het Protocol - akkoord dat in november 2015 ondertekend is voor de periode 2015 – 2019 te verlengen voor de periode 2019 - 2023. De klankbordgroep die in dit verband opgericht is zou voor dezelfde periode verlengd worden.

Er wordt tevens afgesproken om Prevent Agri - Vlaanderen te verruimen in de komende periode. Er zal in de beginfase één bijkomende persoon  worden aangetrokken teneinde  bijkomende initiatieven te kunnen ondernemen. Wat  de financiering van deze uitbreiding betreft, zullen er hernieuwde contacten gelegd worden met de verzekeringssector, met de externe diensten en  met de verschillende  betrokken overheden met de bedoeling de middelen die nu reeds besteed worden aan preventie te bundelen bij Prevent Agri.  Deze verruiming zal verder begeleid en opgevolgd worden via de sociale partners van de groene sectoren .

 

Prevent Agri – Kenniscentrum

De inhoudelijke opvolging van Prevent Agri en het Kenniscentrum gebeurt door een werkgroep bestaande uit de woordvoerders van de werkgevers - en werknemersorganisaties .

 

Siod

Er wordt afgesproken om in het overleg met de Siod meer gedetailleerde  informatie op te vragen inzake de verschillende vaststellingen die de inspectiediensten doen op het terrein. Op die manier kan er per deelsector een onderscheid gemaakt worden tussen administratieve  onnauwkeurigheden enerzijds en zware inbreuken anderzijds. Het is aangewezen deze informatie te bekomen per deelsector teneinde gericht aan preventie te kunnen doen . 

 

Risico groepen

 De bestaande regelingen in de verschillende deelsectoren inzake de risicogroepen worden verlengd tot 30 juni 2021.

 

 

Verwittigingstermijn  voor deeltijdsen

De cao die een afwijking voorziet op de verwittigingstermijn voor de bekendmaking van een nieuw uurrooster voor deeltijdse werknemers ( van vijf werkdagen naar 48 u ) wordt verlengd tot 30 juni 2021.

SWT – brugpensioen

Alle bestaande regelingen inzake SWT – algemeen  en SWT omwille van medische redenen worden verlengd  overeenkomstig het  kader dat door de Nationale Arbeidsraad mogelijk gemaakt is  op 1 april 2019.

 

Tijdskrediet – landingsbanen

De regelingen inzake  tijdkrediet en landingsbanen worden verlengd en dit overeenkomstig het reglementair kader dat in dit verband is uitgewerkt door de Nationale Arbeidsraad op 1 april 2019.      

 

Bijzondere bepaling voor de fruitteeltsector

Er wordt afgesproken met de overheid contact op te nemen teneinde voor de hard- fruitsector, die in crisis verkeert  en die het zeer moeilijk heeft op dit ogenblik, een aangepaste regeling inzake seizoenarbeid voor te stellen. Er wordt in dit verband verwezen naar een werknota die in het kader van het sociaal overleg 2019 -2020  is besproken en waarin economische en  sociale gegevens van de fruitsector zijn opgenomen.

In die nota  ( die in bijlage wordt toegevoegd), wordt een concreet voorstel voor de  hard -fruitsector opgenomen dat wij in dit protocol akkoord opnemen.

Er wordt vastgesteld dat een groot aantal fruitbedrijven problemen ondervindt voor het uitvoeren van een gedeelte van de tijdelijke werkzaamheden die naast de pluk moeten gebeuren ( zie nota  ).

Er wordt daarom het volgende voorgesteld :

  • De fruitbedrijven kunnen elk jaar voor 15 april een aanvraag doen bij de voorzitter van het Par. Com 145 en bij het WSF Tbouw.
  • In de aanvraag wordt een engagementsverklaring opgenomen waarbij de betrokken werkgever er zich toe verbindt om :

                                                 ° de sociale wetgeving en de cao’s correct toe te passen

                                                 ° geen gebruik te maken van detacheringsconstructies

                                                 ° niet te werken met schijnzelfstandigen

                                                  °geen sociale dumping toe te passen

                                                  °niet te werken met aannemingsconstructies vanuit het buitenland  

 

  • Het aantal reguliere werknemers dat in de onderneming in dienst is, moet behouden blijven op het niveau van 2018 ( gemiddelde van de 4 Q )
  • Een werkgroep in het Paritair Comité beoordeelt de aanvragen voor 10 mei aan de hand van de dmfa - en de dimona - gegevens. De beslissingen worden bekrachtigd door het Paritair Comité voor het Tuinbouwbedrijf en overgemaakt aan de RSZ en aan de minister van Sociale Zaken
  • Voor 33% van het aantal seizoenwerknemers dat voor de betrokken werkgever zijn aangegeven voor het jaar T - 1, kan er in het jaar T gebruik gemaakt worden van 100 dagen seizoenarbeid per werknemer.
  • Het WSF Tuinbouw berekent voor elke onderneming die een aanvraag doet, het aantal seizoenwerknemers in T - 1 en het aantal seizoenwerknemers dat voor het jaar T overeenstemt met 33%.
  • In de beslissing wordt aan de betrokken werkgever meegedeeld voor hoeveel seizoenwerknemers hij in het jaar T kan gebruik maken van de verruimde seizoenregeling van 100 dagen.
  • Er gebeurt in het jaar T+1 een past factum controle  in verband met de toepassing van de verruimde seizoenregeling in het jaar T.

Deze regeling geldt voor een periode van twee jaar en  wordt nadien geëvalueerd door de sociale partners. Deze periode van twee jaar treedt in voege vanaf het ogenblik dat de aangepaste regelgeving  in de wetgeving is opgenomen .

 

 

Bijzondere bepalingen voor de tuinaanleg      

 Voor de sector van de tuinaanleg worden de volgende afspraken gemaakt  :

 

Mobiliteitsvergoeding

°De bestaande regeling  inzake  de mobiliteitsvergoeding wordt verduidelijkt, verfijnd en   geactualiseerd.  Aan de hand van een aantal concrete voorbeelden zal een werkgroep in het Paritair Comité  de bestaande cao aanpassen en actualiseren.

 

Zaterdagwerk

De bestaande regeling inzake zaterdagwerk wordt verduidelijkt, verfijnd en geactualiseerd .

 

Oira tool en duaal leren

°Er bestaat voor de  tuinaanleg een OIRA-tool. Er zal in een werkgroep worden onderzocht of deze tool ook bij een aanvraag in het kader van duaal leren zou kunnen aangewend  worden mede met het oog op het onder controle  houden van de veiligheidsrisico’s bij duaal leren. Een en ander zal verder besproken worden in een werkgroep waarbij ook een beroep wordt gedaan op de medewerkers van Prevent Agri en op het Sectoraal Partnerschap Groene Sectoren.  In deze werkgroep zullen de verschillende aspecten aan bod komen en moet er ook over gewaakt worden dat duaal leren niet wordt afgeremd.

 

 

 

Vrijwillige overuren

 °Er bestaat een wettelijke regeling in toepassing waarvan werknemers vrijwillig 120 overuren kunnen presteren. Op vandaag dienen er 95 uren ( van deze 120 ) aangerekend te worden op de interne meerurengrens van 143 uren.  Hierdoor is het mogelijk dat bij sommige tuinaanlegbedrijven de planning voor de komende periode in gevaar komt. Rekening houdende met de noodzaak om op de werven en bij de klanten  een voldoende  grote marge  aan  mogelijk werkuren te kunnen behouden, wordt er afgesproken om het aantal uren dat niet wordt aangerekend op de interne meerurengrens van 143 u op te trekken van 25 u naar 36 u op jaarbasis. Er wordt  in dit verband een cao opgemaakt voor een periode van twee jaar die nadien geëvalueerd wordt  in het voorjaar van 2021. Werknemers  die op een vrijwillige wijze overuren willen presteren, dienen een schriftelijke instemming te ondertekenen en  dit om de zes maanden. De ondernemingen die op deze regeling een beroep willen doen, leggen de akkoorden die tussen de werkgever  en de betrokken werknemers in dit verband zijn  opgemaakt, neer bij de voorzitter van het Paritair Comité .

 

Outplacement

° Er wordt afgesproken dat vanaf 1 juli 2019  de bestaande solidarisering van de kosten van outplacement  voor de werknemers van +45 jaar  a rato 80% , alléén behouden blijft voor de  werkgevers die lid zijn van één van de werkgeversfederaties. Voor de werkgevers die geen lid zijn bij een werkgeversfederatie die in het Paritair Comité vertegenwoordigd is, wordt de solidarisering verminderd tot 50%.

 

Ondersteuning federaties tuinaanleg

°Er wordt afgesproken  om aan de twee werkgeversfederaties die in het Paritair Comité vertegenwoordigd zijn een toelage uit de middelen van het sociaal fonds tuinaanleg toe te kennen teneinde meer leden te kunnen aantrekken en het sociaal overleg  beter te kunnen promoten  in de tuinaanlegsector .

Voor de periode 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2021 geldt de volgende regeling :

° Voor elk van de twee jaren krijgt elke federatie  een vast bedrag van 100.000 euro met de  bedoeling één FTE in dienst te nemen. Met deze extra FTE  dienen via wervingsacties méér leden te  worden aangetrokken bij de tuinaannemers. De na(a)m(en) van deze extra perso(o)n(en) word(t)(en) meegedeeld aan de sociale partners .

° er wordt daarnaast nog   per jaar 85.000 euro voorzien die als volgt wordt verdeeld   : 60% voor BFG nl. 51.000 euro en 40% voor Avbs  : 34.000 euro .        

     

 

 

 

Bijzondere bepalingen voor de vlassector .

De vlassector behoort vanaf 1 juli 2019 tot het Paritair Comité voor de landbouw.

In het kader van dit Protocol akkoord worden voor de Vlassector de volgende afspraken gemaakt :

  • De minimumlonen en de werkelijke lonen worden op 1 juli 2019 verhoogd met 1,10%
  • Voor wat de tweede pensioenpijler betreft, wordt vanaf 1 januari 2020 de premieregeling gevolgd die geldt voor de sector landbouw  en dit met een inning die verloopt via de RSZ   ( 2%). De inning die niet gebeurd is door het Waarborg en sociaal Fonds voor het Vlas voor het derde en vierde kwartaal 2019 zal ook gebeuren door de RSZ vanaf 1 jan 2020 gedurende twee kwartalen en dit onder aftrek van 0,13% per kwartaal.
  • Er worden vanaf 2020 ecocheques voorzien a rato van 125 euro e vanaf 2021 a rato van 250 euro voor de voltijdse werknemers  die gedurende de ganse referteperiode gewerkt hebben.
  • Inzake de seizoenregeling  - landbouw  die vanaf 1 juli 2019 van toepassing is, wordt het  laagste loon van de reguliere werknemers als uurloon afgesproken. Dit loon bedraagt op 1 juli 2019 : 13,13 euro /u .

 

  Voor alle overige aspecten die te maken hebben met  de inkanteling van de sector vlas in het Paritair Comité Landbouw, wordt verwezen naar de nota die op 13 juni besproken is in de gezamenlijke  werkgroep dd 13 juni met de  sociale partners van de  beide Paritaire Comités 144 en 120.02. Deze nota wordt in bijlage toegevoegd bij dit Protocol  - akkoord .

 

Bij dit Protocol – akkoord worden twee bijlagen toegevoegd :

 

  • Een nota ivm de fruitsector
  • Een nota in verband met de besprekingen voor de vlassector

 

 

 

Aldus opgesteld op 4 juli 2019  te Kortrijk .